Op 24 mei j.l. heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak die draaide om de toepassing van revisierente en belastingrente als gevolg van een overschrijding van de wettelijke uitvoeringstermijn voor een geëxpireerde lijfrenteverzekering.
In de wet staat dat een redelijke uitvoeringstermijn voor geëxpireerd lijfrentekapitaal eindigt op 31 december van het jaar volgend op het jaar van expiratie. In de praktijk is deze termijn ruim genoeg om te beslissen over de besteding, maar de wet kent ook een mogelijkheid om met een gemotiveerd verzoek aan de Belastinginspecteur deze termijn te verlengen. Mits er een plausibele verklaring is voor het oponthoud is mijn ervaring dat de Belastinginspecteur meestal aan zo’n verzoek meewerkt.
Het onvoldoende kennis hebben van de relevante wet- en regelgeving en het kennelijk ontbreken van een kundige financieel adviseur is zeer vermoedelijk de reden dat in de onderhavige zaak de in Zwitserland wonende belanghebbende een boete van 20% (revisierente) en belastingrente in rekening gebracht kreeg, tezamen tot een bedrag van € 4.116 terwijl de lijfrentewaarde € 18.111 bedroeg.
De rekening van de financieel adviseur had misschien 10% van die boete bedragen.
Mijn conclusie: verkeerde zuinigheid!
Voor wie de hele uitspraak wil lezen: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2022:2800